Achariya Dhammuttamo (Adi Ichsan)
Een yogi die de Kayanupassana
praktiseert en consequent gebruik maakt van het “benoemen” zal gemakkelijk het
moment van het aanbreken van Cittanupassana merken, wanneer de yogi ineens
bewust wordt van de daad van het benoemen door de geest en als het ware, de
eigen geest kan zien benoemen. Het observerende bewustzijn heeft zich dus los
kunnen koppelen van de rest van de samengebundelde geestelijke functies, en is
in staat om de activiteiten van de eigen geest te objectiveren. Als dit eenmaal
gebeurt is, dan kan de yogi ineens bewust worden van het feit dat hij/zij
bewust is van het weten dat de geest aan het benoemen is, bij Dhammadipa in
Amsterdam wordt dit vaak aangeduid met de term “Droste dame” effect[1].
Als een yogi zich voor het eerst
intensief gaat verdiepen in Vedananupassana (gevoelens als basis voor
oplettendheid) zal de yogi merken hoe verschillend het is met de tastbaarheid
van het lichaam, hoe snel de onderliggende mentale reactie van afwijzing of
passie kan veranderen in het tegengestelde of in neutraliteit. De yogi zal
inzien dat gevoelens in vergelijking met lichaam veel sneller ontstaan en
vergaan; sneller veranderen en verdwijnen; veel sneller zijn dan het vermogen
om het tijdig te kunnen benoemen. Daarom volgt een yogi die de Vedananupassana
praktiseert de gevoelens door deze slechts mentaal te noteren en zelden te
benoemen. De overgang naar het volgen van bewustzijn als object wordt aangekondigd
wanneer de yogi zich ineens bewust wordt van het feit dat het bewustzijn bewust
is van het soort gevoel (prettig /onprettig) dat gevolgd wordt.
Zolang wij oplettendheid op het
lichaam of oplettendheid op gevoelens beoefenen, blijft vaak de notie bestaan
bij de yogi dat het waarnemende bewustzijn je eigen persoon is. De notie dat
bewustzijn slechts bewustzijn is en niet verbonden is aan je eigen “zelf” is
slechts een intellectueel concept maar is niet iets dat de yogi ervaart. Pas
bij het aanbreken van Cittanupassana wordt het duidelijk dat ook het eigen bewustzijn
niet een monoliet geheel is en dat het aanschouwen van de eigen bewustzijnsonderdelen
en gedachten ook mogelijk is.
Bhikkhu Khemawamsa, een leerling
van Sayadow Shwe U Min zegt hierover:
“The only way to go
beyond this kind of understanding is to experience the knowing or noting mind as
object. Only when we practice Cittanupassana we can clearly see that
another knowing mind arises and becomes aware of the noting mind as its object.
And yet another knowing mind arises and is aware of all of the above! And so
on. Then we can clearly see that noting mind is object and not ‘I’. The idea of
knowing’ as ‘I’, simply doesn’t make
sense any more. And that, is not intellectual understanding, that is
experiential understanding, that is Dhamma”.[2]
De betekenis van gedachten in gedachten observeren is het herkennen
van de onderliggende aard van de gedachte zonder te reageren op de inhoudelijke
kant van de gedachte. Bijvoorbeeld bij het aanbreken van de gedachte “het zou
leuk zijn om nu met vakantie te gaan”, is de yogi direct bewust dat de geest
aan het denken is geslagen; en zonder inhoudelijk verder op in te gaan ziet de
yogi dat de gedachte geworteld is in verlangen; dat het een gerichte
gedachte is; dat het verbonden is met een aangeleerde zintuiglijke bevrediging,
een mentale reactie gekoppeld aan herinneringen van eerdere aangename
ervaringen en verwachtingen voor de toekomst. De essentie van de
beoefening oogt op het direct bewust worden van het ontstaan (pali: samudaya)
en weer verdwijnen (pali: vaya) van de gedachte in de geest[3], welke altijd via de 6
poorten (gezichtsvermogen, reukzin, smaakzin, tastzin, gehoor, geestesvermogen)
binnendringt en tot stand komt.
In de Phabassara Sutta zegt de
Boeddha hierover:
" Lichtgevend, monniken, is de
geest en het wordt bezoedeld door binnenkomende verontreinigingen.
De onwetende gewone persoon maakt geen onderscheid dat het eigenlijk
gebeurt, dat is de reden waarom ik je zeg dat: Voor
de onwetende gewone persoon is er geen ontwikkeling van de geest.
Lichtgevend, monniken, is de geest en het
wordt bevrijd van binnenkomende verontreinigingen. De goed geïnstrueerde leerling
van de edelen maakt onderscheid dat het wel gebeurt,
dat is de reden waarom ik je zeg: Bij de goed geïnstrueerde leerling
van de edelen is er wel een ontwikkeling van de
geest ". (AN 1.49 -52)
Hier blijkt duidelijk dat afstand
nemen van gedachten die de zuiverheid van het bewustzijn bezoedelen de essentie
is van geestelijke training. De noodzaak om te benoemen vervalt bij de
beoefening van Cittanupassana omdat de woorden en begrippen die de yogi gebruikt
voor het benoemen nu zelf onderdeel is van het object die de yogi zelf moet
volgen m.n. het eigen bewustzijn. Daarbij ontstaan – ontwikkelen – vergaan bewustzijn
fenomenen vele malen sneller dan een lichamelijke fenomeen of gevoel . Dit
maakt dat bij het gebruik van het benoemen in Cittanupassana, de yogi nooit
tijdig erbij kan zijn bij het object in het hier en nu.
Zonder zichzelf te forceren blijft
de yogi de aandacht richten naar het waarnemende of kennende bewustzijn en volgt
van moment tot moment bewust wat het waarnemende bewustzijn ziet, voelt of ervaart.
Tevens is de yogi bewust wanneer het bewustzijn iets mentaals creëert. Tot dat de
yogi bij elke gedachte of bewustzijnstaat herkent -zoals wordt aangegeven in de
Mahasatipathana sutta[4]: of de gedachte hebzuchtig (lobha)
is of niet hebzuchtig (alobha) is; met haat (dosa) of zonder haat
(adosa) is; in onwetendheid (moha) verkerend of niet in
onwetendheid (amoha) verkerend. De yogi herkent de vernauwde geest (sankhitta)
als de vernauwde geest; de afgeleide geest (vikkhitta) als de afgeleide
geest; ontwikkelde geest (mahaggata) of niet ontwikkelde geest ( kamavacara);
overtrefbaar (sauttara) of de onovertrefbare geest (anuttara); de stabiele (samahita) of de
fluctuerende geest (asamahita); de bevrijde geest (vimutta) of de
niet bevrijde geest (avimutta).
Door de beoefening van
Cittanupassana laat de yogi de notie “ik ben omdat ik denk” langzamerhand achter
zich en ontwikkeld een tegenovergestelde notie van “ik denk omdat ik
verontreinigd ben”. Waardoor weer in een latere stadium ook het vertrouwen
wordt ontwikkeld voor een toekomstige situatie van “het is zuiver, geen
gedachten” en de moed kan opbrengen om zich daarvoor in te spannen.
Abbreviaties:
AN Anggutara Nikaya
DN Digha Nikaya
MN Majjihma Nikaya
MS Mahasi
Sayadaw: “A pratical way of Vipassana, Vol. I”, trans. U Min Swe, Buddha Sasana
Nugraha Organization, Yangon, Myanmar, 2011, B.E. 2555.
[1]
een visueel effect, waarbij een afbeelding een verkleinde versie van
zichzelf bevat. Voor de verkleinde afbeelding geldt weer hetzelfde, enzovoort.
Dit proces van zelfverwijzing heet recursiviteit. In theorie kan dit
oneindig doorgaan. Zie bijv. de oude afbeelding bij de Droste Cacao verpakking.
[2] Bhikkhu Khemawamsa: “Contemplation
of the mind, Practicing Cittanupassana”, Buddha Dharma Education Association
Inc., Kedah, Malaysia p. 15
[3]
MS. P. 357
[4]
DN 22; en in de Satipathana sutta MN 10.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten